zaterdag 30 juli 2011

De metro

God wat zit m’n haar slecht vandaag. Ik had wel even twee minuten langer voor de spiegel moeten blijven staan, dit lijkt echt nergens op. Ik bekijk mezelf in het plexiglas in de metro. Toch handig, kan je op weg naar het werk nog even checken of je geen pindakaas op je wang gesmeerd hebt. Of chocopasta. Of smeerkaas, als je daar van houdt. Totdat je eenmaal weet waar smeerkaas van gemaakt wordt, dan vind je het niet zo lekker meer, geloof mij. Van kaas toch gewoon? Ja. Van kaas. Denk er verder niet over na. Goed, als ik de restjes pindakaas van m’n gezicht gekrabt hebt doe ik toch nog een laatste poging om m’n haar nog enigszins te fatsoeneren. Beetje plukken hier, plukken daar. Zo. Kan er mee door. Een vogelnest is er niks bij, maar goed.

Hé. Volgens mij zit er wat aan m’n wimper. Ik probeer het eraf te vegen, en knipper een paar keer met m’n linkeroog. Ik denk dat het een wit pluisje is. Dat hoort daar niet. Nooit meer terugkomen, ga maar bij je moeder spelen. Of met je grote teen, als je die kan vinden tussen al dat pluis. Mmm. Schrale lippen. Ook dat nog. Maar hier was ik op voorbereid! Ik tover de huismerk-labello stift uit m’n zak. Hoe is het toch mogelijk dat deze hydra softe lippenbalsem met vochtinbrengende bestanddelen zorgt voor zachte en soepele lippen. Hulde aan de Trekpleister. Ik maak wat rare bewegingen met m’n lippen en moet om m’n eigen reflectie lachen. Het lijkt wel alsof ik mezelf zoen, haha.

Nou. Het moet maar zo. Ik kijk rond wie er nog meer in de metro zitten. Naast me zit een man met een koffertje op schoot, en rechtsvoor me zitten twee jonge jongens. Wel rare jongens. Aparte kleding, en hebben ze nou een speer in die tas zitten? Het lijken wel Romeinen. Ik kijk door het glas heen, en recht tegenover me zit een wat oudere vrouw me vreemd aan te kijken. Ehm, ik keek de hele tijd naar mijn reflectie in het plexiglas. Dacht ik.

zaterdag 16 juli 2011

Schaduw

Als het warm weer is zijn we blij als we er even in kunnen staan. Zo’n boom beschermt goed tegen de zon. En ook tegen de regen trouwens. En tegen andere dingen die zomaar uit de lucht komen vallen. Naja, zomaar, wij denken wel dat meneer de vogel altijd per ongeluk zijn behoefte precies op ons hoofd neer laat kletsen, maar weinig mensen weten dat dit pak veren expres een nietsvermoedende passant uitzoekt, het liefst iemand met een kaal hoofd in verband met het aangename geluid, om vervolgens zijn buurman tegen de vleugel aan te tikken en geniepig te kraaien, “die is voor mij!”. Maar dat terzijde. We staan graag onder een boom om even uit de zon te zijn, even in de schaduw. Alleen is het wel jammer dat er altijd te weinig bomen staan om de hele tijd in de schaduw te blijven lopen.

Schaduw, enigszins plastisch omschreven als het gedeelte van een ruimte waar het licht onderschept is door een object, is toch eigenlijk wel een grappig fenomeen. We zien allemaal wel eens vreemde schaduwfiguren op de muur, al dan niet van vervelende klasgenootjes die grappig proberen te zijn door jou bang te maken zodat je gillend wegrent naar je moeder, die vervolgens naar school toekomt om de schoolleiding om opheldering te vragen over de oorzaak van je vreemde gedrag, waarop de jochies aangesproken worden op hun acties en moeten beloven het echt nooit meer te doen, maar dezelfde dag het nogmaals voor elkaar krijgen je op dezelfde manier bang te maken. Herken je dat niet? Oh. Of wat dachten we van een over de grond langsrazende schaduw van onze gevederde, inmiddels ex-, vriend? Alles, in het juiste licht, veroorzaakt schaduw.

De vorm van de schaduw komt altijd, in ieder geval enigszins, overeen met de vorm van het object dat de schaduw veroorzaakt. Dan doet de schaduw natuurlijk ook hetzelfde als het object, toch? Als iemand langsloopt, zien we de schaduw ook lopen. Als meneer de vogel overvliegt, zien we de schaduw over de grond vliegen. Hoewel, iets wat over de grond beweegt vliegt natuurlijk niet. De eerste die dat voor elkaar krijgt verdient wat mij betreft de Nobelprijs. Maar goed, schaduw doet dus niet hetzelfde als het object, maar wat doet het dan wel? Vrij weinig vrees ik. Het doet niks als het object niks doet, het verzint zelf niks, initieert nooit iets, en als het donker wordt geeft het er de brui aan. Schaduw is zo cool dat het niks doet, schaduw is. Schaduw heeft ook geen zonnebril nodig. Last van de zon heeft het toch nooit, want het komt alleen tevoorschijn als de zon hem niet kan zien. Ongelofelijk toch, de zon heeft nog nooit schaduw gezien! De zon roept altijd wel ‘ik ben sneller dan m’n schaduw’, maar ik de praktijk komt daar weinig van terecht. Verstoppertje spelen kan schaduw duidelijk als de beste. Ik denk dat als de zon na al die tijd schaduw eindelijk zou vinden, er niet veel van schaduw over zou blijven. Ik denk trouwens dat vroeger, voordat er echte spiegels waren, men hun eigen schaduw gebruikte als spiegel. Vandaar ook dat mensen er toen zo belabberd uitzagen. Held die dan kon zien of z’n snor wel goed in model zat. Gelukkig zit het met schaduw wel snor, want hij blijft met al die zon wél lekker koel.

dinsdag 12 juli 2011

Bordjes

Het moet gewoon luiheid zijn. Waarom zou je anders in plaats van repareren een bordje neerzetten? Je ziet ze overal, bordjes met ‘slecht wegdek’ erop. Of soms nog sterker; ‘Let op! Zeer slecht wegdek!’. Ja lekker, doe er dan wat aan. Het duurt ook minstens een paar weken voordat de ergste gaten gedicht zijn en er weer een beetje over gereden kan worden. Of ze doen er helemaal niks aan en menen dat zo’n bordje afdoende is. Ik zie helemaal voor me hoe dat gaat.

Wegwerkers van de gemeente, uiteraard in hun ongewassen oranje overall, die met een afgedankte pick-up door het dorp rondkarren. Met de 3Js uit de speakers knallend onderwerpen zij de openbare wegen aan een grondige inspectie. Het is trouwens opvallend te noemen dat de laadruimte meestal leeg is. Als er al wat in ligt zijn het slechts een aantal bordjes. Niet dat ik te klagen heb over deze personen, ze zorgen er tenslotte voor dat de kwaliteit van ons wegennet gewaarborgd blijft, en wij zonder zorgen veilig onze bestemming kunnen bereiken. Toch? Nou nee. Want wat doen ze als het wegdek niet aan de hoge kwaliteitseisen voldoet? Ze springen niet uit de auto om met gezwinde spoed de weg af te zetten om gevaarlijke situaties te voorkomen, ze verwittigen niet onmiddellijk hun collega’s van afdeling asfalt die het gat kunnen komen dichten, en ze treffen niet alvast de noodzakelijke voorbereidingen zodat het repareerwerk voorspoedig kan verlopen. Nee, ze zetten de pick-up aan de kant, stappen uit en roken eerst leunend tegen de laadbak een sigaret op. Vervolgens lopen ze de twee meter terug naar de plek des onheils, waar ze na een uitgebreide inspectie van welgeteld tien seconden het euvel beoordeeld hebben. In de meeste gevallen wordt het als ‘niet ernstig’ bestempeld en stappen ze weer in de pick-up om verder te rijden. Soms ontdekken deze zeer oplettende werkers echter enkele tientallen meters verderop wederom een gat of een ander euvel in het wegdek, waarna ze na nog een sigaret echt in actie komen. Ze rijden terug tot zo’n honderd meter voor het eerste euvel en parkeren de pick-up. Half zuchtend mompelt Jan, die duidelijk hoger in rang staat dan zijn collega, “Henk, bordje. Bordje.” Jan steekt nog een sigaret op terwijl Henk uit de laadbak een paal en een bordje haalt. Binnen no-time staat het bordje in de grond langs de weg. ‘Let op! Slecht wegdek!’ Zo, de weggebruikers zijn behoed voor een mogelijke catastrofe. Gered van de ondergang. Jan en Henk halen opgelucht adem en gaan weer verder met hun inspectie. Wat zullen ze lekker slapen vannacht.